Proloog

Antipsychotica (vroege ontwikkelingen)


De eerste stap naar antipsychotische farmacotherapie was rond 1950. Na de Tweede Wereldoorlog waren er veel bekende medicijnen ontwikkeld voor bekende ziekten. De ontwikkeling nam een enorme vlucht. Rond 1950 verschenen er tekenen dat misschien zelfs medicamenteuze therapieën voor psychische stoornissen (inclusief schizofrenie) een reële mogelijkheid zouden kunnen zijn.

Een eerste voorzichtige ontwikkeling was reserpine (Serpasil), een Rauwolfia-alkaloïde, een stikstofbevattende stof van plantaardige oorsprong uit de Rauwolfia Serpentina die enige antipsychotische eigenschappen bezat, maar verre van veilig is (het kan ernstige depressies veroorzaken). Het werkt door de depletie van neurotransmitters, dopamine, maar ook serotonine en noradrenaline. In de periode voor de komst van de antipsychotica werd het soms gebruikt, maar met de komst van antipsychotica raakte het achterhaald (obsoleet). Deze stof toonde echter aan dat het tot de mogelijkheden zou kunnen behoren dat een farmacologische behandeling van schizofrenie zou kunnen worden ontwikkeld. Voorheen was het nauwelijks behandelbaar met als gevolg overvolle psychiatrische instellingen met onmenselijke behandelingen en aandoeningen. Schizofrenie is een ernstige ziekte en treft maar liefst 1% van de totale bevolking. De rest van deze website laat zien hoe in de loop van de tijd (vooral in de afgelopen decennia) steeds meer licht is gekomen in wat eeuwenlang een obscuur fenomeen was, maar tegenwoordig wordt gezien als een in veel gevallen behandelbaar syndroom.